Lothgeval 5 – Muffig luchtje

 

“Fundering, Fundering, je moet de kast open maken! We hebben nieuwe zin voor Geen Zin, dus hij kan eruit!”
Crealiefje stormt de kamer binnen, op de voet gevolgd door Humor. Frans zijn ze onderweg kwijtgeraakt aan een mooi meisje dat als een blok viel voor Frans flirts en vleierijen. Ze zijn er niet rouwig om.
Fundering, die moe is van zijn stabiliserende functie, zit nog steeds te dutten. Even overweegt hij om stug zijn ogen dicht te houden en net te doen alsof er niemand om zijn aandacht vraagt. Dan realiseert hij zich dat dat erg lijkt op het vervelende gedrag van Geen Zin. Zou het besmettelijk zijn? Die gedachte maakt Fundering klaarwakker.
“Wat goed Crealiefje, laat mij even mijn stramme ledematen losmaken, dan ga ik de kast openmaken.” Fundering rekt zich uit en wrijft over zijn -pijnlijke- onderrug. Hij voelt in zijn zak: ja, de sleutel zit nog steeds veilig opgeborgen.
“We moeten wel voorzichtig zijn,” zegt hij tegen het stel “inmiddels zitten Achterdocht en Beren-op-de-weg ook in de kast en die wou ik nog even laten zitten, dat begrijp je wel.”
Humor stroopt zijn mouwen op. ” ik hou ze wel tegen hoor, tegen mij zijn ze echt niet bestand!” Uiteraard gevolgd door zijn daverde lach.
Fundering voelt zich gesterkt. Wat een gouden idee om Humor erbij te halen! Crealiefje zit dan misschien niet zo lekker in haar vel, maar ze weet wel welke wegen naar oplossingen leiden.
Alsof Crealiefje zijn gedachten lezen kan reageert ze: “O, Humor, als jij ze vast houdt, dan kietel ik ze, terwijl Fundering Geen Zin naar buiten laat!”
Fundering steekt de sleutel in het slot -“iedereen klaar? 1…2…3!”- draait ‘m om en doet de deur open.
In eerste instantie zien ze niks, pas als hun ogen een beetje aan de donkerte in de kast zijn gewend zien ze tot hun verbazing dat Achterdocht en Beren-op-de-weg helemaal achterin gekropen zijn. Beren-op-de-weg houdt haar handen voor haar gezicht. Niets lijkt erop of ze de ambitie hebben om te ontsnappen.
“Ga weg” zegt Achterdocht bits. “Doe die deur maar weer gauw dicht, ik geloof nooit dat er iets goeds buiten kan zijn. Hier is het tenminste rustig.”
“Ja, en hier zie ik geen beren op de weg, want daarvoor is het te donker.” vult Beren-op-de-weg aan. Het drietal buiten de kast is met stomheid geslagen. Niet alleen omdat de twee in de kast er niet uit willen, maar vooral omdat er geen derde in de kast zit. “Waar is Geen Zin gebleven? Die zat al in de kast toen ik jullie erbij stopte.” Bast Fundering. “Geen Zin? Nee hoor, wij zijn al de hele tijd met zijn tweetjes. Toch..?” Achterdocht ruikt onraad. Is er nou toch iets hier waar hij zich zorgen over moet maken? Beren-op-de-weg kijkt angstig om zich heen.
Dan zegt Crealiefje: “Hebben jullie een muffig luchtje geroken? Verschraald zweet enzo?” Iedereen kijkt haar verbaasd aan, Achterdocht en Beren-op-de-weg schudden nee. “Dan zit Geen Zin hier gewoon niet. Hij heeft nooit zin om te douchen, dus ruik je ‘m wel al zie je ‘m niet”. Dat klinkt logisch. Fundering fronst. “Dan moet hij ontsnapt zijn toen ik jullie in de kast stopte. Hij kan dus overal zijn.”
“Maar niet hier, en dus hebben we geen last van ‘m” zegt Humor, die altijd de vrolijke kant ziet. “Kopje thee dan maar?”

In de gang, achter de deur, staat Geen Zin het hele gebeuren gade te slaan. Niemand ziet of ruikt ‘m. Hij was van plan om zo meteen gewoon naar binnen te gaan en te vragen naar de nieuwe zin. Maar nu wil hij niet meer. Ze vinden dat ie stinkt. Ze hebben last van ‘m. Stilletjes sluipt hij naar boven. Pakt een handdoek en stapt onder de douche. Schrobt en boent. Met zeep. Heel veel zeep.